Doorgaan naar inhoud

BIJBELVERZEN UITGELEGD

Lukas 1:37 — ‘Voor God is niets onmogelijk’

Lukas 1:37 — ‘Voor God is niets onmogelijk’

 ‘Voor God is niets onmogelijk’ (Lukas 1:37, Nieuwewereldvertaling).

 ‘Want geen woord, dat van God komt, zal krachteloos wezen’ (Lucas 1:37, NBG-vertaling 1951).

Betekenis van Lukas 1:37

 God is almachtig en kan dingen doen die voor mensen onmogelijk zijn. Niets kan hem ervan weerhouden te doen wat hij heeft gezegd of beloofd.

 Dit vers kan ook worden weergegeven als: ‘God kan alles vervullen wat hij zegt’ (Lukas 1:37, voetnoot). Het Griekse woord voor ‘wat hij zegt’ kan duiden op een woord, verklaring of uitspraak, in dit geval afkomstig van Jehovah a God. Het kan ook duiden op het resultaat van wat God heeft gezegd. Omdat God zijn beloften altijd nakomt, zou Lukas 1:37 ook kunnen worden vertaald als: Gods beloften falen nooit. De verschillende weergaven van de Griekse grondtekst brengen in principe dezelfde gedachte over: alles wat God zegt of belooft komt uit, omdat niets voor hem onmogelijk is (Jesaja 55:10, 11).

 Op veel plekken in de Bijbel staan vergelijkbare bewoordingen over Gods beloften. Toen Jehovah bijvoorbeeld via een engel voorspelde dat Abrahams vrouw Sara op hoge leeftijd moeder zou worden, voegde hij eraan toe: ‘Is er ook maar iets onmogelijk voor Jehovah?’ (Genesis 18:13, 14) Job zei nadat hij over Gods schepping had nagedacht: ‘Niets wat u van plan bent is onmogelijk voor u’ (Job 42:2). En toen Jezus’ volgelingen zich afvroegen of ze wel aan Gods vereisten voor redding konden voldoen, zei Jezus: ‘Bij God is alles mogelijk’ (Mattheüs 19:25, 26). b

Context van Lukas 1:37

 De woorden in Lukas 1:37 komen van de engel Gabriël, die in gesprek was met de jonge Joodse maagd Maria. Gabriël had haar net verteld dat ze zou bevallen van ‘de Zoon van de Allerhoogste’ en dat ze hem ‘Jezus’ moest noemen. Hij zou de Koning van Gods Koninkrijk worden, dat voor eeuwig zou regeren (Lukas 1:26-33; Openbaring 11:15).

 Voor Maria leek dat onmogelijk omdat ze niet getrouwd was en ‘geen gemeenschap met een man had’ (Lukas 1:34, 35). Gabriël legde uit dat God zijn heilige geest, zijn actieve kracht, zou gebruiken. Op dat moment was Jezus een engel in de hemel. Met zijn heilige geest bracht Jehovah daarom het leven van Jezus vanuit de hemel over naar de schoot van Maria (Johannes 1:14; Filippenzen 2:5-7). Zo werd ze door een wonder zwanger. Om haar te helpen inzien hoe groot Gods macht is, vertelde de engel haar dat haar familielid Elisabeth kort daarvoor ‘ondanks haar hoge leeftijd’ zwanger was geworden. Omdat Elisabeth onvruchtbaar was, hadden zij en haar man, Zacharias, tot dan toe geen kinderen kunnen krijgen (Lukas 1:36). Hun zoon werd Johannes de Doper, en ook zijn bediening werd van tevoren door Jehovah aangekondigd (Lukas 1:10-16; 3:1-6).

 Mogelijk had de engel Gabriël zowel Maria als Elisabeth in gedachten toen hij vervolgens de woorden in Lukas 1:37 uitsprak. Die woorden geven ook aanbidders van Jehovah in deze tijd de verzekering dat hij zich altijd aan zijn beloften houdt. En dat geldt ook voor zijn belofte om menselijke regeringen te vervangen door de rechtvaardige regering van zijn Zoon, Jezus Christus, de Koning van zijn hemelse Koninkrijk (Daniël 2:44; 7:13, 14).

 Bekijk deze korte video om een overzicht te krijgen van het boek Lukas.

a Jehovah is de persoonlijke naam van God (Psalm 83:18). Zie het artikel ‘Wie is Jehovah?