Doorgaan naar inhoud

VOLG HUN GELOOF NA | MARIA MAGDALENA

‘Ik heb de Heer gezien!’

‘Ik heb de Heer gezien!’

 Maria Magdalena keek omhoog en veegde haar tranen weg. Haar geliefde Heer hing aan een paal. Het was rond 12 uur ’s middags, een dag in de lente, ‘en toch viel er een duisternis over het hele land’! (Lukas 23:44, 45) Ze trok haar mantel stevig tegen zich aan en ging nog wat dichter tegen de andere vrouwen aan staan. Deze drie uur durende duisternis kon geen zonsverduistering zijn, want een zonsverduistering duurt maar een paar minuten. Misschien hoorden Maria en de anderen die dicht bij Jezus stonden het geluid van nachtdieren, die je overdag normaal gesproken nooit hoort. Sommigen die erbij stonden ‘werden heel bang. Ze zeiden: “Dit was echt Gods Zoon!”’ (Mattheüs 27:54) Misschien dachten Jezus’ volgelingen en ook anderen dat Jehovah zelf uiting gaf aan zijn verdriet en ongenoegen over de wrede behandeling die zijn Zoon onderging.

 Maria Magdalena kon het allemaal nauwelijks aanzien, maar ze kon Jezus ook niet in de steek laten (Johannes 19:25, 26). Hij moest onvoorstelbaar veel pijn hebben. En ook Jezus’ moeder had steun en troost nodig.

 Na alles wat Jezus voor Maria Magdalena had gedaan, wilde ze nu alles voor hem doen wat ze maar kon. Ooit was ze diep ongelukkig en was haar situatie ellendig, maar Jezus had daar verandering in gebracht. Dankzij hem had ze nu een gevoel van eigenwaarde en een doel in het leven. En ze had een heel groot geloof. Hoe kwam ze daaraan? En hoe kunnen wij haar geloof navolgen?

Ze gebruikte haar eigen middelen om hen van dienst te zijn

 In de Bijbel begint het verhaal van Maria Magdalena met een geschenk: Jezus gaf Maria haar vrijheid terug door haar te bevrijden van een situatie die voor haar als een nachtmerrie was geweest. In die tijd hadden demonen heel wat invloed, en die slechte geesten vielen veel mensen aan. Soms namen ze zelfs bezit van iemand en kregen ze die persoon in hun macht. We weten niet wat voor effect de demonen op de arme Maria hadden gehad, maar we weten wel dat ze door zeven van die wrede, perverse demonen bezeten was geweest. Jezus had ze allemaal uitgedreven! (Lukas 8:2)

 Wat moet Maria zich ongelooflijk bevrijd en opgelucht hebben gevoeld. Ze ging een nieuw leven tegemoet. Wat kon ze voor Jezus terugdoen? Ze werd een trouwe volgeling. Ook voorzag ze in een behoefte die ze had opgemerkt. Jezus en zijn apostelen hadden voedsel, kleding en slaapplaatsen nodig. Ze waren niet rijk en op dat moment hadden ze geen werk. Om zich op het prediken en onderwijzen te kunnen focussen, hadden ze dus materiële ondersteuning nodig.

 Maria en een aantal andere vrouwen voorzagen in die behoeften. Ze ‘gebruikten hun eigen middelen om hen van dienst te zijn’ (Lukas 8:1, 3). Sommigen van hen waren misschien rijk. Het kan zijn dat ze voedsel bereidden, kleren wasten of in de ene plaats na de andere voor slaapplaatsen zorgden. De Bijbel zegt dat niet specifiek, maar we weten wel dat ze bereidwillig de reizende groep, die mogelijk uit zo’n 20 man bestond, ondersteunden. De inzet van die vrouwen moet Jezus en zijn apostelen ongetwijfeld geholpen hebben om zich volledig te focussen op de prediking. Natuurlijk wist Maria dat ze Jezus nooit zou kunnen terugbetalen voor wat hij voor haar gedaan had. Maar wat maakte het haar blij dat ze deed wat ze kon!

 Veel mensen in deze tijd kijken neer op personen die ten behoeve van anderen nederig werk doen. Maar dat is niet hoe God denkt. Stel je eens voor hoe blij hij was te zien dat Maria alles deed wat ze kon om Jezus en zijn apostelen te ondersteunen! Ook nu doen veel trouwe broeders en zusters nederig werk voor anderen. Praktische hulp bieden of gewoon iets vriendelijks zeggen kan al veel voor iemand betekenen. Jehovah heeft daar veel waardering voor (Spreuken 19:17; Hebreeën 13:16).

‘Bij de martelpaal van Jezus’

 Maria Magdalena was een van de vele vrouwen die in het jaar 33 met Jezus meegingen naar Jeruzalem om het Pascha te vieren (Mattheüs 27:55, 56). Toen ze hoorde dat Jezus gearresteerd en ’s nachts verhoord was, moet ze dat afschuwelijk hebben gevonden. En het werd nog erger. Gouverneur Pontius Pilatus was bezweken onder de druk van de Joodse religieuze leiders en de opgestookte menigte en had Jezus veroordeeld tot een wrede dood aan een paal. Het kan zijn dat Maria haar Meester had gezien toen hij onder het bloed en helemaal uitgeput de lange paal naar de plek van zijn terechtstelling sleepte (Johannes 19:6, 12, 15-17).

 Maria Magdalena en de andere vrouwen stonden ‘bij de martelpaal van Jezus’ toen ’s middags de duisternis viel (Johannes 19:25). Maria, die daar tot het einde bleef, zag en hoorde hoe Jezus de zorg voor zijn moeder aan zijn geliefde apostel Johannes toevertrouwde. Ze hoorde hoe Jezus luid tot zijn Vader riep terwijl hij zo veel pijn leed. En ze hoorde zijn onvergetelijke laatste woorden: ‘Het is volbracht!’ Daarna stierf hij. Maria werd overmand door verdriet. Toch was ze nadat Jezus gestorven was kennelijk nog steeds daar. Later bleef ze bij het nieuwe graf waarin een rijke man, Jozef van Arimathea, Jezus’ lichaam had gelegd (Johannes 19:30; Mattheüs 27:45, 46, 57-61).

 Maria’s voorbeeld leert ons wat we kunnen doen voor broeders en zusters die het zwaar hebben. We kunnen een tragedie niet voorkomen en ook de pijn van iemand niet wegnemen. Maar we kunnen wel met ze meeleven en ze bemoedigen. De aanwezigheid van een goede vriend kan in moeilijke tijden een groot verschil maken. Door er te zijn voor een vriend die het moeilijk heeft, toon je je geloof en kun je een enorme steun zijn (Spreuken 17:17).

Jezus’ moeder werd ongetwijfeld getroost door de aanwezigheid van Maria Magdalena

‘Ik zal hem meenemen’

 Nadat het lichaam van Jezus in een graf was gelegd, kochten Maria en andere vrouwen specerijen om er later zijn lichaam mee in te wrijven (Markus 16:1, 2; Lukas 23:54-56). De ochtend na de sabbat stond Maria vroeg op. Waarschijnlijk liep ze samen met andere vrouwen door de donkere straatjes richting het graf van Jezus. Onderweg vroegen ze zich af hoe ze de zware steen voor de ingang van het graf konden wegrollen (Mattheüs 28:1; Markus 16:1-3). Toch gingen ze niet terug. Ze hadden kennelijk zo’n sterk geloof dat ze deden wat ze konden, en ze vertrouwden erop dat Jehovah de rest zou doen.

 Maria kwam misschien als eerste bij het graf aan. Ze stond abrupt stil. De steen was weggerold . . . en het graf was leeg! Ze aarzelde geen moment en rende terug om dit aan Petrus en Johannes te vertellen. Stel je voor hoe ze buiten adem riep: ‘Ze hebben de Heer uit het graf weggehaald, en we weten niet waar ze hem hebben neergelegd’! Petrus en Johannes haastten zich naar het graf, zagen dat het inderdaad leeg was en gingen daarna terug naar huis (Johannes 20:1-10). a

 Toen Maria terugging naar het graf bleef ze daar nog een poosje. Op die vroege ochtend werd ze overweldigd door de stilte van het lege graf en begon ze hard te huilen. Ze kon nog steeds niet geloven dat het lichaam weg was en boog voorover om in het graf te kijken. Ineens zag ze twee engelen in witte kleren in het graf zitten. Ze was stomverbaasd. ‘Waarom huil je?’ vroegen de engelen. Van haar stuk gebracht herhaalde ze wat ze tegen de apostelen had gezegd: ‘Ze hebben mijn Heer weggehaald, en ik weet niet waar ze hem hebben neergelegd’ (Johannes 20:11-13).

 Toen ze zich omdraaide, zag ze dat er een man achter haar stond. Ze kende hem niet, dus nam ze aan dat het de tuinman was. Hij vroeg haar vriendelijk: ‘Waarom huil je? Wie zoek je?’ Maria antwoordde: ‘Mijnheer, als u hem hebt weggehaald, zeg me dan waar u hem hebt neergelegd, dan zal ik hem meenemen’ (Johannes 20:14, 15). Denk eens na over wat ze eigenlijk zei. Had ze echt in haar eentje het lichaam van Jezus Christus, die een sterke en krachtige man was geweest, kunnen optillen en wegdragen? Daar dacht ze op dat moment niet over na. Het enige waar ze mee bezig was, was dat ze moest doen wat ze kon.

‘Ik zal hem meenemen’

 Als je te maken krijgt met beproevingen en moeilijkheden die zwaarder zijn dan je denkt aan te kunnen, zou je dan het voorbeeld van Maria Magdalena kunnen volgen? Als je je alleen focust op je zwakheden en beperkingen, zouden angst en onzekerheid je kunnen verlammen. Maar als je vastbesloten bent om te doen wat je kunt en de rest aan Jehovah overlaat, bereik je misschien wel veel meer dan je ooit gedacht had (2 Korinthiërs 12:10; Filippenzen 4:13). Bovendien maak je Jehovah daarmee blij. Dat deed Maria ook, en hij beloonde haar op een wel heel bijzondere manier.

‘Ik heb de Heer gezien!’

 De man die voor haar stond was geen tuinman. Ooit was hij timmerman, toen leraar en daarna Maria’s geliefde Heer. Maar ze herkende hem niet en wilde alweer weggaan. De realiteit, dat Jezus uit de dood was opgestaan als machtig geestelijk wezen, leek voor Maria te mooi om waar te zijn. En het menselijke lichaam dat Jezus had aangenomen, was niet het lichaam dat hij had geofferd. In de dagen na zijn opstanding werd hij vaak niet herkend door personen die hem goed kenden (Lukas 24:13-16; Johannes 21:4).

 Hoe liet Jezus Maria weten dat hij het was? Het was de manier waarop hij één woordje uitsprak: ‘Maria!’ Ze draaide zich om en riep een bekend Hebreeuws woord waarmee ze hem ontelbare keren had aangesproken: ‘Rabboni!’ Het was haar geliefde Meester! Ze kon het niet geloven. Ze hield hem stevig vast en wilde hem niet meer loslaten (Johannes 20:16).

 Jezus wist wat ze dacht. ‘Houd me niet vast’, zei hij vriendelijk, misschien met een warme glimlach terwijl hij zich rustig van haar losmaakte. Hij stelde haar gerust door te zeggen: ‘Ik ben nog niet naar de Vader opgestegen.’ Het was voor hem nog niet de tijd om naar de hemel te gaan. Hij had nog werk te doen op aarde, en hij wilde dat Maria hem daarbij hielp. Maria was één en al oor. ‘Ga naar mijn broeders’, zei hij, ‘en vertel hun: “Ik stijg op naar mijn Vader en jullie Vader en naar mijn God en jullie God”’ (Johannes 20:17).

 Wat kreeg ze een prachtige taak van haar Meester! Maria was een van de eerste discipelen aan wie Jezus na zijn opstanding verscheen, en nu was haar het voorrecht toevertrouwd om anderen op de hoogte te brengen van dat goede nieuws. Ze was waarschijnlijk zo blij dat ze meteen vertrok om de andere discipelen te zoeken. Stel je voor hoe ze buiten adem de woorden uitsprak waar zij en de anderen nog vaak aan zullen hebben teruggedacht: ‘Ik heb de Heer gezien!’ Vol enthousiasme vertelde ze hun alles wat Jezus had gezegd (Johannes 20:18). Hiermee maakte ze het verhaal compleet dat de discipelen hadden gehoord van de andere vrouwen die naar Jezus’ lege graf waren gegaan (Lukas 24:1-3, 10).

‘Ik heb de Heer gezien!’

Ze wilden de vrouwen niet geloven

 Hoe reageerden de apostelen? In het begin niet echt geweldig. De Bijbel zegt dat ze ‘het onzin vonden en de vrouwen niet wilden geloven’ (Lukas 24:11). Die goedbedoelende mannen waren opgegroeid in een maatschappij waarin vrouwen niet echt serieus werden genomen; volgens de rabbijnse traditie was de getuigenverklaring van een vrouw niet rechtsgeldig. Misschien waren de apostelen sterker beïnvloed door hun cultuur dan ze beseften. Maar Jezus en zijn Vader staan boven zulke vooroordelen. Wat een geweldig voorrecht gaven ze aan die diepgelovige vrouw!

 Maria liet zich door de reactie van die mannen niet uit het veld slaan. Ze wist dat haar Meester haar vertrouwde, en dat was voor haar genoeg. Iedereen die Jezus navolgt, is de taak toevertrouwd om een belangrijke boodschap te vertellen. De Bijbel noemt die boodschap ‘het goede nieuws van Gods Koninkrijk’ (Lukas 8:1). Jezus beloofde zijn volgelingen niet dat iedereen hen zou geloven of hun werk zou waarderen. Het tegenovergestelde is waar (Johannes 15:20, 21). Christenen doen er dus goed aan om het voorbeeld van Maria Magdalena in gedachte te houden. Zelfs het wantrouwen van haar eigen geestelijke broers kon haar enthousiasme niet temperen om het goede nieuws over Jezus’ opstanding te vertellen!

 Later verscheen Jezus aan zijn apostelen en daarna aan steeds meer van zijn volgelingen. Op een gegeven moment verscheen hij zelfs aan meer dan 500 personen tegelijk! (1 Korinthiërs 15:3-8) Maria’s geloof groeide waarschijnlijk elke keer dat ze erbij was of ervan hoorde. Misschien was ze een van de vrouwen die tijdens Pinksteren op de bijeenkomst in Jeruzalem aanwezig waren toen heilige geest op Jezus’ volgelingen werd uitgestort (Handelingen 1:14, 15; 2:1-4).

 We hebben hoe dan ook goede redenen om ervan overtuigd te zijn dat Maria Magdalena heel haar leven een sterk geloof behield. Laten we vastbesloten zijn hetzelfde te doen! Je kunt het geloof van Maria Magdalena navolgen door je dankbaarheid te tonen voor alles wat Jezus voor je heeft gedaan en anderen nederig te dienen terwijl je vertrouwt op Gods hulp.

a Maria was waarschijnlijk al weg toen de andere vrouwen van de groep een engel zagen die zei dat Christus uit de dood was opgestaan. Anders zou Maria ongetwijfeld tegen Petrus en Johannes hebben gezegd dat ze een engel had gezien die had uitgelegd waarom het lichaam verdwenen was (Mattheüs 28:2-4; Markus 16:1-8).