Doorgaan naar inhoud

BIJBELVERZEN UITGELEGD

Spreuken 22:6 — ‘Leer een kind van jongs af aan de juiste weg’

Spreuken 22:6 — ‘Leer een kind van jongs af aan de juiste weg’

 ‘Leer een jongen welke weg hij moet gaan. Zelfs als hij oud is geworden, zal hij er niet van afwijken’ (Spreuken 22:6, Nieuwewereldvertaling).

 ‘Leer een kind van jongs af aan de juiste weg, en het zal er niet van afwijken wanneer het oud geworden is’ (Spreuken 22:6, NBV21).

Betekenis van Spreuken 22:6

 Als ouders hun kinderen liefde voor God en respect voor zijn wetten bijbrengen, kunnen ze verwachten dat hun opvoeding een positieve en blijvende impact zal hebben.

 ‘Leer een jongen welke weg hij moet gaan.’ Een andere weergave van de gedachte is: geef een kind een goede start op de juiste weg. In het boek Spreuken worden ouders herhaaldelijk aangemoedigd hun kinderen al jong te leren wat goed en fout is (Spreuken 19:18; 22:15; 29:15). Kinderen hebben net als volwassenen een vrije wil. Liefdevolle ouders die dat begrijpen doen meer dan hun kinderen alleen zeggen wat ze moeten doen. Ze zullen met ze redeneren en ze opvoeden tot evenwichtige, verantwoordelijke volwassenen die zelf goede beslissingen kunnen nemen (Deuteronomium 6:6, 7; Kolossenzen 3:21).

 Volgens sommige Bijbelgeleerden kunnen deze woorden ook betekenen dat je ‘een kind opvoedt naar zijn aard’ of volgens zijn aangeboren neigingen. Hoewel dat misschien logisch klinkt, duiden de Hebreeuwse woorden die zijn vertaald met ‘welke weg hij moet gaan’ waarschijnlijk op een levenspad dat goed en rechtvaardig is. In Spreuken worden twee paden belicht die iemand kan gaan. Het ene wordt ‘de weg van goede mensen’, ‘de weg van wijsheid’ en ‘de goede weg’ genoemd (Spreuken 2:20; 4:11; 23:19). En het andere is ‘de weg van slechte mensen’, ‘de weg van de dwaas’ en ‘het verkeerde pad’ (Spreuken 4:14; 12:15, vtn.; 16:29). De weg die een kind ‘moet gaan’ is ‘de goede weg’ — de manier van leven waarover je leert in Gods Woord, de Bijbel (Psalm 119:105).

 ‘Zelfs als hij oud is geworden, zal hij er niet van afwijken.’ Als ouders hun kind Gods morele normen bijbrengen, is de kans groter dat het zijn leven lang op het rechte pad blijft. Dat betekent niet dat een goed opgevoed kind nooit van de goede weg zal ‘afwijken’, nooit Gods wetten zal overtreden. Als iemand bijvoorbeeld omgaat met mensen die slecht gedrag aanmoedigen, kan het zijn dat hij ‘de oprechte paden’ verlaat en gaat doen wat verkeerd is (Spreuken 2:12-16; 1 Korinthiërs 15:33). Maar als ouders hun kinderen leren volgens Gods normen te leven, geven ze hun de beste kans op een goed en gelukkig leven (Spreuken 2:1, 11).

Context van Spreuken 22:6

 Spreuken 22 bestaat uit korte uitspraken met wijsheden van God over allerlei situaties in het leven. Ze laten uitkomen hoe waardevol een goede reputatie bij Jehovah a is, die je kunt opbouwen door nederig, vrijgevig en ijverig te zijn (Spreuken 22:1, 4, 9, 29). Andere verzen laten zien dat het slecht zal aflopen met degenen die Gods normen negeren en misbruik maken van kwetsbare mensen (Spreuken 22:8, 16, 22-27).

 Hoewel de meeste verzen in Spreuken 22 niet over opvoeding gaan, schetsen ze wel een manier van leven waar God blij mee is en waar je gelukkig van wordt (Spreuken 22:17-19). Als ouders hun kinderen leren op die manier te leven, laten ze zien dat ze het beste voor hun kinderen willen (Efeziërs 6:1-3).

 Bekijk deze korte video om een overzicht te krijgen van het boek Spreuken.

a Jehovah is de persoonlijke naam van God (Psalm 83:18). Zie het artikel ‘Wie is Jehovah?