Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

VOLG HUN GELOOF NA | JOZEF

„Luistert alstublieft naar deze droom”

„Luistert alstublieft naar deze droom”

JOZEF keek verlangend naar het oosten en wenste dat hij ongemerkt van de karavaan kon wegglippen en het op een lopen kon zetten. Daar ergens, achter die heuvels, lag Hebron, waar hij woonde. Jakob, zijn vader, moest bezig zijn alles klaar te maken voor de avond, zonder ook maar iets te vermoeden van wat zijn lievelingszoon overkomen was. Maar Jozef kon niet naar hem toe; misschien zou hij het vertrouwde gezicht van zijn oude vader wel nooit meer zien. De kooplieden hielden hem goed in de gaten terwijl ze met hun kamelen over de veelgebruikte weg naar het zuiden trokken. Jozef was nu van hen, en ze zouden hem niet uit het oog verliezen. Deze jongen was voor hen net zo waardevol als hun kostbare lading aromatische harsen en oliën en zou in het verre Egypte een flinke winst opleveren.

Jozef kan niet veel ouder dan zeventien zijn geweest. Stel u eens voor hoe hij met half toegeknepen ogen naar het westen keek, waar de zon aan de horizon van de Grote Zee stond, terwijl hij probeerde te bevatten hoe zijn wereld helemaal in elkaar was gestort. Hij kon maar moeilijk geloven dat zijn eigen broers hem bijna hadden vermoord en hem uiteindelijk als slaaf hadden verkocht. Hij moet tegen zijn tranen gevochten hebben. Zijn toekomst was een groot vraagteken.

Jozef verloor zijn vrijheid maar niet zijn geloof

Hoe was Jozef in deze situatie terechtgekomen? En wat kunnen we leren van het geloof van een jonge man die door zijn eigen broers verstoten werd en door hun toedoen verschrikkelijke dingen meemaakte?

EEN INGEWIKKELDE GEZINSSITUATIE

Jozef kwam uit een heel groot gezin. Maar het was geen gelukkig en hecht gezin. Uit het beeld dat de Bijbel van Jakobs gezin geeft, blijkt duidelijk wat de negatieve gevolgen zijn van polygamie — een diepgeworteld gebruik dat Jehovah, God, onder zijn volk had toegelaten totdat zijn Zoon de oorspronkelijke norm van monogamie weer instelde (Mattheüs 19:4-6). Jakob had minstens veertien kinderen bij vier verschillende vrouwen — zijn twee echtgenotes, Lea en Rachel, en hun dienstmaagden, Zilpa en Bilha. Vanaf het begin was Jakob helemaal verliefd op zijn mooie Rachel. Maar hij had nooit hetzelfde gevoeld voor Lea, de oudere zus van Rachel, met wie hij vanwege een sluwe streek van zijn schoonvader getrouwd was. Er bestond een bittere rivaliteit tussen de twee vrouwen, en dit had invloed op de manier waarop de kinderen met elkaar omgingen (Genesis 29:16-35; 30:1, 8, 19, 20; 37:35).

Rachel bleef heel lang onvruchtbaar, en toen ze eindelijk moeder werd van Jozef, gaf Jakob deze zoon, die hij op zijn oude dag gekregen had, een voorkeursbehandeling. Toen het gezin bijvoorbeeld Esau, de moordlustige broer van Jakob, tegemoet ging, zorgde Jakob ervoor dat Rachel en de kleine Jozef de veiligste plek in de groep kregen, helemaal achteraan. Die spannende dag moet een diepe indruk op Jozef hebben gemaakt. Misschien heeft hij die ochtend wel verwonderd staan kijken toen zijn oude maar energieke vader ineens mank liep. Wat moet hij verbaasd zijn geweest toen hij hoorde wat de reden daarvoor was: zijn vader had die nacht met een sterke engel geworsteld! En waarom? Omdat Jakob een zegen van Jehovah wilde. Jakobs beloning was dat zijn naam in Israël werd veranderd. Een heel volk zou zijn naam dragen! (Genesis 32:22-31) Later kwam Jozef te weten dat de zoons van Jakob de stamvaders van dat volk zouden worden.

De jonge Jozef ging door een heel moeilijke periode toen hij degene die hem het dierbaarst was, veel te vroeg verloor. Zijn moeder stierf tijdens de bevalling van Benjamin, zijn broertje. Jakob had hier veel verdriet van. Stel u eens voor hoe hij voorzichtig de tranen van Jozefs gezicht veegde en hem troostte met dezelfde hoop die Jakobs grootvader Abraham ooit veel steun had gegeven. Wat moet het Jozef geraakt hebben toen hij hoorde dat Jehovah zijn moeder op een dag weer tot leven zou brengen! Misschien is Jozef toen nog meer gaan houden van Jehovah, de liefdevolle „God (...) van de levenden” (Lukas 20:38; Hebreeën 11:17-19). Nadat Jakob zijn vrouw verloren had, waren deze twee jongens, zijn zoons bij Rachel, hem extra dierbaar (Genesis 35:18-20; 37:3; 44:27-29).

Veel kinderen zouden door zo’n speciale behandeling verwend of zelfs verpest raken. Maar Jozef leerde veel van de goede eigenschappen van zijn ouders, en hij ontwikkelde een sterk geloof en een goed rechtvaardigheidsgevoel. Op zijn zeventiende, toen hij enkele van zijn oudere broers hielp met het hoeden van de schapen, zag hij dat ze verkeerde dingen deden. Zou hij in de verleiding zijn geweest dat stil te houden, zodat ze hem aardig zouden vinden? Hoe het ook zij, hij deed wat juist was en vertelde het moedig aan zijn vader (Genesis 37:2). Misschien was dat voor Jakob een bevestiging van het positieve beeld dat hij van Jozef had. Wat een geweldig voorbeeld voor christelijke jongeren die misschien in de verleiding komen om de ernstige zonden van bijvoorbeeld een broer, zus of vriend te verbergen. Het is goed om Jozef na te volgen en ervoor te zorgen dat iemand die in de positie is om de kwaaddoener te helpen, van de situatie op de hoogte is (Leviticus 5:1).

We kunnen ook iets leren van de gezinssituatie van Jozef. Hoewel polygamie onder ware christenen niet voorkomt, zijn er wel veel gezinnen met stiefouders en stiefkinderen. Iedereen in zo’n gezin kan uit dit verslag leren dat voortrekkerij of partij kiezen de eenheid van het gezin ondermijnt. Verstandige ouders in nieuw samengestelde gezinnen doen hun best om hun kinderen en stiefkinderen ervan te overtuigen dat iedereen in het gezin uniek en geliefd is en kan bijdragen aan het geluk van het gezin (Romeinen 2:11).

JALOEZIE STEEKT DE KOP OP

Jakob begunstigde Jozef vanwege zijn trouw en rechtvaardigheid

Jakob wilde iets speciaals voor Jozef doen, misschien omdat Jozef moedig was opgekomen voor wat goed was. Hij liet een prachtig kledingstuk voor zijn zoon maken (Genesis 37:3). Dat kledingstuk is vaak omschreven als een gestreepte of veelkleurige mantel, maar daar blijkt weinig bewijs voor te zijn. Waarschijnlijk was het een lang, elegant gewaad dat de armen en benen volledig bedekt kan hebben en dat een vorst of iemand van adel zou dragen.

Jakob bedoelde het natuurlijk goed, en het moet Jozef geraakt hebben dat zijn vader op deze manier zijn waardering en genegenheid voor hem toonde. Maar dat gewaad zou ook voor veel problemen zorgen. Om te beginnen deed Jozef het werk van een herder. Dat was zwaar lichamelijk werk. Stel u eens voor hoe hij met zo’n koninklijk gewaad zich een weg moest banen door het hoge gras, over rotsen moest klauteren of een lammetje uit een doornstruik moest verlossen. Maar, erger nog, wat voor uitwerking zou die voorkeursbehandeling hebben op Jozefs band met zijn broers?

De Bijbel antwoordt: „Toen zijn broers nu zagen dat hun vader hem meer liefhad dan al zijn broers, gingen zij hem haten, en zij konden niet op vreedzame wijze tot hem spreken” (Genesis 37:4). * Het is misschien begrijpelijk dat Jozefs broers jaloers waren, maar het was niet verstandig dat ze zich door die verterende emotie lieten meeslepen (Spreuken 14:30; 27:4). Bent u weleens vreselijk jaloers geweest toen iemand de aandacht of eer kreeg die u wilde hebben? Het is goed om over Jozefs broers na te denken. Hun jaloezie bracht ze ertoe dingen te doen waar ze later veel spijt van zouden krijgen. Hun voorbeeld herinnert ons eraan dat het veel beter is om blij te zijn met mensen die blij zijn (Romeinen 12:15).

Jozef heeft zeker de vijandigheid van zijn broers gevoeld. Stopte hij zijn mooie gewaad weg als zijn broers in de buurt waren? Misschien is hij wel in de verleiding geweest dat te doen. Maar vergeet niet dat Jakob dat gewaad had gegeven als teken van zijn genegenheid en liefde. Jozef wilde dat vertrouwen waard zijn en droeg dus trouw het gewaad. Dat is een mooi voorbeeld voor ons. Hoewel onze hemelse Vader nooit partijdig is, doet hij soms iets extra’s voor trouwe aanbidders van hem. Ook vraagt hij ze om in deze verdorven en immorele wereld op te vallen als anders. Net zoals Jozef door zijn gewaad opviel, vallen ware christenen op door hun gedrag. Soms roept hun gedrag jaloezie en vijandigheid op (1 Petrus 4:4). Moet een christen dan verbergen dat hij een aanbidder van God is? Nee, net zomin als Jozef zijn gewaad verborg (Lukas 11:33).

JOZEFS DROMEN

Niet lang daarna had Jozef twee bijzondere dromen. In de eerste zag Jozef zichzelf en zijn broers schoven binden. Maar toen ging Jozefs schoof rechtop staan. De schoven van zijn broers gingen rondom zijn schoof staan en bogen ervoor. In de tweede droom bogen de zon, de maan en elf sterren voor Jozef (Genesis 37:6, 7, 9). Wat moest Jozef met die vreemde en indrukwekkende dromen?

De dromen kwamen van Jehovah. Ze waren profetisch, en God wilde dat Jozef de boodschap ervan aan anderen doorgaf. In een bepaald opzicht moest Jozef hetzelfde doen als alle profeten na hem die Gods boodschappen en oordelen aan Zijn opstandige volk bekendmaakten.

Jozef zei tactvol tegen zijn broers: „Luistert alstublieft naar deze droom die ik heb gedroomd.” Zijn broers begrepen de droom en waren er allesbehalve blij mee. Ze antwoordden: „Zult gij wis en zeker koning over ons worden?” Het verslag zegt verder: „Zij dan vonden opnieuw reden om hem te haten wegens zijn dromen en wegens zijn woorden.” Toen Jozef de tweede droom aan zijn vader en broers vertelde, was de reactie al niet veel beter. Het verslag zegt dat „zijn vader hem bestrafte en tot hem zei: ’Wat betekent deze droom die gij hebt gedroomd? Zullen ik en ook uw moeder en uw broers ons wis en zeker voor u ter aarde komen neerbuigen?’” Maar Jakob bleef erover nadenken. Kon het zijn dat Jehovah met Jozef communiceerde? — Genesis 37:6, 8, 10, 11.

Jozef was niet de eerste en ook niet de laatste aanbidder van Jehovah die gevraagd werd een profetische boodschap door te geven die niet populair bleek en zelfs tot vervolging leidde. Van al die boodschappers was Jezus de belangrijkste, en hij zei tegen zijn volgelingen: „Indien zij mij hebben vervolgd, zullen zij ook u vervolgen” (Johannes 15:20). Christenen van alle leeftijden kunnen dan ook veel leren van het geloof en de moed van de jonge Jozef.

DOOR HAAT GEDREVEN

Niet lang daarna stuurde Jakob Jozef op pad. Zijn oudere zoons waren in de buurt van Sichem de kudden aan het hoeden. Omdat ze niet lang daarvoor in die plaats vijanden hadden gemaakt, was Jakob bezorgd. Daarom stuurde hij Jozef naar ze toe om te kijken hoe het met ze ging. Hoe moet Jozef zich hebben gevoeld? Hij wist dat zijn broers hem meer dan ooit haatten! Hoe zouden ze reageren als hij naar ze toe kwam als woordvoerder van hun vader? Toch was Jozef gehoorzaam, en hij vertrok (Genesis 34:25-30; 37:12-14).

Het was een hele tocht — in totaal misschien vier of vijf dagen lopen. Sichem lag ongeveer 80 kilometer ten noorden van Hebron. Maar toen Jozef in Sichem aankwam, hoorde hij dat zijn broers naar Dothan waren gegaan, nog eens zo’n 22 kilometer verder naar het noorden. Toen Jozef eindelijk in de buurt van Dothan kwam, zagen zijn broers hem van een afstand aankomen. Meteen voelden ze de haat in hen opborrelen. Het verslag zegt: „Zij zeiden derhalve tot elkaar: ’Ziet! Daar komt die dromer aan. Nu dan, komt en laten wij hem doden en hem in een van de waterputten gooien; en wij moeten zeggen dat een kwaadaardig wild beest hem heeft verslonden. Laten wij dan eens zien wat er van zijn dromen terecht zal komen.’” Maar Ruben kon zijn broers ervan overtuigen dat ze Jozef beter levend in een put konden gooien. Hij hoopte dat hij hem dan later zou kunnen bevrijden (Genesis 37:19-22).

Nietsvermoedend liep Jozef naar ze toe. Ongetwijfeld hoopte hij dat de ontmoeting rustig zou verlopen. Maar plotseling vielen zijn broers hem aan! Met een stevige ruk trokken ze hem zijn mooie gewaad uit. Ze sleepten hem naar een opgedroogde waterput en duwden hem erin. Daar lag hij. Nadat hij van de schok bekomen was, lukte het hem met veel moeite om rechtop te gaan staan, maar hij zou nooit op eigen kracht uit die put kunnen klimmen. Hij zag alleen een klein stukje lucht en hoorde hoe de stemmen van zijn broers wegstierven. Hij riep luid en smeekte, maar ze negeerden hem. Een eindje verderop gingen ze zitten eten, alsof er niets aan de hand was. Terwijl Ruben weg was, hadden ze het er weer over om Jozef te doden, maar Juda haalde zijn broers ertoe over hem te verkopen aan kooplieden die langs zouden trekken. Dothan lag vlak bij de handelsroute naar Egypte, en het duurde niet lang of er kwam een karavaan van Ismaëlieten en Midianieten voorbij. Voordat Ruben terug was, was het kwaad al geschied. Voor twintig sikkelen hadden ze hun broer als slaaf verkocht (Genesis 37:23-28; 42:21). *

Jozef deed wat juist was, maar zijn broers haatten hem

Dat brengt ons weer bij het begin. Jozef was op weg naar Egypte en leek alles te hebben verloren. Hij was moederziel alleen. Jarenlang zou hij niets van zijn familie horen — niets van Rubens paniek toen hij bij zijn terugkomst ontdekte dat Jozef weg was; niets van Jakobs verdriet toen hem werd wijsgemaakt dat zijn geliefde Jozef dood was; niets van Isaäk, zijn grootvader die al behoorlijk op leeftijd was; en niets van zijn broertje Benjamin, die hij heel erg zou missen. Maar was Jozef echt alles kwijtgeraakt? — Genesis 37:29-35.

Jozef had iets dat zijn broers hem nooit zouden kunnen afnemen: zijn geloof. Hij kende zijn God, Jehovah, heel goed, en niets kon daar wat aan veranderen — niet het verlies van zijn thuis, niet de zware, lange reis als gevangene naar Egypte, en zelfs niet de vernedering om als slaaf verkocht te worden aan Potifar, een rijke Egyptenaar (Genesis 37:36). Jozefs geloof en zijn vaste besluit om dicht bij zijn God te blijven, werden door zulke beproevingen alleen maar sterker. In volgende artikelen zullen we zien hoe Jozef door zijn geloof steeds bruikbaarder werd voor Jehovah, en ook voor zijn familie, die in de problemen was gekomen. Jozef is door zijn geloof echt een mooi voorbeeld voor ons!

^ ¶15 Sommige onderzoekers denken dat Jozefs broers dat cadeau van hun vader zagen als bewijs dat hij het eerstgeboorterecht aan Jozef wilde geven. Ze wisten dat Jozef de oudste zoon was van Jakobs lievelingsvrouw — de vrouw met wie hij vanaf het begin al wilde trouwen. En Jakobs eerstgeborene, Ruben, had gemeenschap gehad met de bijvrouw van zijn vader, waardoor hij zijn vader te schande had gemaakt en zijn eerstgeboorterecht was kwijtgeraakt (Genesis 35:22; 49:3, 4).

^ ¶25 Zelfs in dit kleine detail is het Bijbelverslag nauwkeurig. Documenten uit dezelfde tijdsperiode laten zien dat in Egypte twintig sikkelen de gangbare prijs voor een slaaf was.