Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Een schat die eeuwenlang verborgen bleef

Een schat die eeuwenlang verborgen bleef

De geleerde kan zijn ogen niet geloven. Hij bestudeert het oude manuscript steeds opnieuw. Als hij naar de kalligrafie en de grammatica kijkt, weet hij het zeker: voor hem liggen fragmenten van de oudst bekende vertaling van de Bijbel in het Georgisch!

DEZE schat werd ontdekt in december 1922, toen de Georgische wetenschapper Ivané Javachisjvili onderzoek deed naar het ontstaan van het Georgische alfabet. Daarbij kwam hij een exemplaar van de Jeruzalemse Talmoed tegen. Bij nader onderzoek zag hij onder de Hebreeuwse tekst Georgische letters die gedeeltelijk uitgewist waren. *

De tekst die onder de Talmoed verborgen zat, was een vijfde-eeuwse kopie van een passage uit het Bijbelboek Jeremia. Vóór deze vondst dateerde het oudst bekende Georgische bijbelmanuscript uit de negende eeuw. Korte tijd later werden er andere delen van Bijbelboeken uit de vijfde eeuw of zelfs van daarvoor gevonden. Wat zal het bijzonder zijn geweest om bijbelmanuscripten te ontdekken die dateerden van een paar eeuwen na Jezus en zijn apostelen!

Was deze vertaling het werk van één persoon of van een groep vertalers? Daarover is tot nu toe niets bekend. In ieder geval is duidelijk dat de Bijbel of gedeelten ervan al in de vierde eeuw in het Georgisch waren vertaald en dat de Georgiërs sinds die tijd de beschikking hadden over Gods Woord in hun moedertaal.

Hoe goed het Georgische volk bekend was met de Bijbel blijkt uit het boek „Het martelaarschap van koningin Sint-Sjoesjanik”, dat waarschijnlijk eind vijfde eeuw geschreven werd. In het tragische verhaal van de koningin worden passages uit de Psalmen, de evangeliën en andere delen van de Bijbel aangehaald of genoemd. Er wordt ook in verteld dat Sjoesjaniks man, Varsken, een bestuurder van het Georgische koninkrijk Kartli, in de gunst probeerde te komen bij de Perzische opperheren door het christelijke geloof vaarwel te zeggen en zich te bekeren tot het Perzische zoroastrisme. Hij eiste van zijn vrouw dat ze zich bij hem aansloot. Volgens het boek weigerde ze haar geloof op te geven en vond ze in haar laatste dagen troost in de Bijbel.

 Sinds de vijfde eeuw zijn er kennelijk altijd mensen geweest die gewerkt hebben aan het vertalen en kopiëren van de Bijbel in het Georgisch. De grote hoeveelheid Georgische bijbelmanuscripten vormt een bewijs van hun harde werk. Twee aspecten van dit boeiende verhaal zijn bijzonder interessant: het vertalen en het drukken van de Bijbel.

EEN STROOM VAN BIJBELVERTALINGEN

„Ik, Giorgi, een eenvoudige monnik, heb het boek Psalmen met grote ijver en noeste arbeid van het Nieuwgrieks in het Georgisch vertaald.” Dit zijn de woorden van de elfde-eeuwse Georgische monnik Giorgi Mtatsmindeli. Waarom moest de Bijbel vertaald worden als er al enkele eeuwen een vertaling in het Georgisch bestond?

Tegen de elfde eeuw waren er nog maar heel weinig van de eerste handgeschreven manuscripten van de Georgische Bijbel in omloop. Sommige waren helemaal verloren gegaan. Bovendien was de taal enigszins veranderd, waardoor lezers moeite hadden de tekst te begrijpen. Hoewel meerdere vertalers hun best deden de Georgische Bijbel nieuw leven in te blazen, was de rol van Giorgi het grootst. Hij vergeleek bestaande Georgische vertalingen met Griekse manuscripten en vertaalde ontbrekende gedeelten en zelfs complete Bijbelboeken. Overdag vervulde hij zijn taken als hoofd van het klooster en ’s avonds vertaalde hij de Bijbel.

Giorgi’s tijdgenoot Efrem Mtsire borduurde voort op het werk van Giorgi. Hij formuleerde een soort handleiding voor vertalers met fundamentele vertaalprincipes, zoals zo veel mogelijk vanuit de originele taal vertalen en de brontekst nauwkeurig volgen zonder de natuurlijkheid op te offeren. Daarnaast was hij de eerste die in Georgische vertalingen voetnoten en verwijsteksten gebruikte. Ook maakte hij een compleet nieuwe vertaling van meerdere Bijbelboeken. Giorgi en Efrem legden met hun werk een goed fundament voor toekomstige vertalingen.

In de eeuw erna werden er in Georgië allerlei boeken geproduceerd. Er werden academies opgericht in de steden Gelati en Ikalto. De meeste wetenschappers zijn van mening dat de zogenoemde Gelati-bijbel, die momenteel in het Georgisch Nationaal Instituut voor Manuscripten wordt bewaard, een compleet nieuwe Bijbelvertaling is van de hand van een geleerde uit Gelati of Ikalto.

Welke invloed hebben deze Bijbelvertalingen op het Georgische volk gehad? In de twaalfde eeuw schreef de Georgische dichter Sjota Roestaveli zijn werk Vepchistkaosani (De ridder in het pantervel), dat door de eeuwen heen zo veel invloed  heeft gehad dat het wel de tweede Bijbel voor de Georgiërs is genoemd. De Georgische wetenschapper Kekelidze zei dat of de dichter nu wel of niet uit de Bijbel geciteerd heeft, „enkele van zijn denkbeelden een rechtstreekse weergave van diverse Bijbelpassages zijn”. Het gedicht is sterk geromantiseerd en gaat vooral over onderwerpen als ware vriendschap, vrijgevigheid, respect voor vrouwen en onzelfzuchtige liefde voor vreemden. Deze en andere waarden die de Bijbel leert, hebben generaties lang een rol gespeeld in het gedachtegoed van het Georgische volk en worden nog steeds bezien als hun morele idealen.

HET DRUKKEN VAN DE BIJBEL: EEN KONINKLIJKE ZAAK

Eind zeventiende eeuw wilde de koninklijke familie van Georgië graag de Bijbel laten drukken. Voor dat doel liet koning Vachtang VI in de hoofdstad, Tbilisi, een drukkerij bouwen. Maar de tekst van de Bijbel kon nog niet gedrukt worden. In zekere zin was de Georgische Bijbel opnieuw ’verborgen’ geworden. Van sommige gedeelten waren alleen incomplete manuscripten beschikbaar, en de gebruikte taal was verouderd. De taak om de Bijbeltekst te herzien en te reconstrueren werd toevertrouwd aan Soelchan-Saba Orbeliani, een uitmuntend taalkundige.

Orbeliani begon gewetensvol aan zijn taak. Hij kende meerdere talen, waaronder Grieks en Latijn, en kon daarom naast de Georgische manuscripten ook verschillende andere bronnen raadplegen. Maar zijn onbevooroordeelde aanpak stond de Georgisch-orthodoxe kerk niet aan. De geestelijken beschuldigden hem van verraad en kregen de koning zover dat hij hem niet langer aan de Bijbel liet werken. Volgens sommige Georgische bronnen werd Orbeliani op een bijeenkomst van de kerkenraad gedwongen om de Bijbelvertaling te verbranden waaraan hij al die jaren had gewerkt!

Het is bijzonder dat er nog één exemplaar bewaard is gebleven van het Mtscheta-manuscript, ook wel Saba’s Bijbel genoemd, dat handgeschreven aantekeningen van Orbeliani bevat. Maar sommigen betwijfelen of dit de Bijbel is die de geestelijken zo fel hebben bestreden. Alleen het appendixmateriaal kan met zekerheid aan Orbeliani worden toegeschreven.

Ondanks alle uitdagingen bleef het drukken van de Bijbel voor sommige leden van de koninklijke familie een prioriteit. Tussen 1705 en 1711 werden er delen van de Bijbel gedrukt. Dankzij de inspanningen van de Georgische prinsen Bakari en Vachoesjti kwam in 1743 eindelijk de volledige Georgische Bijbel van de pers. Hij kon niet langer verborgen blijven.

^ par. 3 In de oudheid was schrijfmateriaal schaars en kostbaar. Daarom was het gebruikelijk om de oude tekst van een manuscript af te schrapen en het materiaal voor een nieuwe tekst te gebruiken. Zo’n manuscript wordt wel een palimpsest genoemd, van een Grieks woord dat „weer afgekrabd” betekent.