Doorgaan naar inhoud

Richtlijnen voor de leven-en-dienenvergadering

Richtlijnen voor de leven-en-dienenvergadering

Inhoud

1. De richtlijnen in dit document zijn bedoeld voor iedereen die een aandeel aan de leven-en-dienenvergadering heeft. Lees ter voorbereiding op je aandeel altijd eerst de instructies in het Werkboek leven-en-dienenvergadering en in dit document door. Alle verkondigers moeten worden aangemoedigd zichzelf beschikbaar te stellen voor de toewijzingen voor leerlingen. Anderen die actief met de gemeente verbonden zijn, kunnen hieraan deelnemen als ze instemmen met wat de Bijbel leert en naar Bijbelse principes leven. Als iemand nog geen verkondiger is, moet de opziener leven-en-dienenvergadering de vereisten met hem doornemen in het bijzijn van degene die hem Bijbelstudie geeft (of in het bijzijn van een ouder die Getuige is) en hem vervolgens laten weten of hij in aanmerking komt. De vereisten zijn hetzelfde als voor iemand die ongedoopte verkondiger wil worden (od 8:8).

 INLEIDING

2. Eén minuut. Elke week vertelt de voorzitter van de leven-en-dienenvergadering na het openingslied en -gebed enthousiast iets over het programma. De voorzitter concentreert zich op leerzame punten voor de gemeente.

  SCHATTEN UIT GODS WOORD

 3Lezing: Tien minuten. In het werkboek staan het thema en twee of drie hoofdpunten. Deze lezing moet aan een ouderling of een bekwame dienaar worden toegewezen. Bij elk nieuw Bijbelboek wordt als inleiding een korte video getoond. De spreker mag punten uit de video bespreken die met het thema te maken hebben. Maar hij moet in ieder geval alle punten behandelen die in het werkboek staan. Als er tijd voor is, moet hij ook de afbeeldingen, die als aanvulling op het materiaal zijn bedoeld, bespreken. Hij mag aanvullend verwijsmateriaal gebruiken zolang het de hoofdpunten in het werkboek ondersteunt.

 4Geestelijke juweeltjes: Tien minuten. Dit is een vraag-en-antwoordbespreking zonder inleiding of besluit. Het aandeel moet door een ouderling of een bekwame dienaar worden behandeld. De spreker moet beide vragen aan de aanwezigen stellen. Hij mag kiezen of hij de Bijbelteksten laat voorlezen. Antwoorden mogen niet langer dan 30 seconden duren.

 5Bijbellezen: Vier minuten. Deze toewijzing moet door een mannelijke leerling worden behartigd. De leerling moet het toegewezen materiaal voorlezen zonder inleiding of besluit. De voorzitter helpt leerlingen te werken aan nauwkeurig en met begrip voorlezen, vloeiendheid, de juiste klemtoon, modulatie, juiste pauzes en een natuurlijke spreekstijl. Omdat de toewijzingen voor het Bijbellezen in lengte verschillen, moet de opziener leven-en-dienenvergadering bij het indelen van deze toewijzingen rekening houden met de capaciteiten van de leerlingen.

 LEG JE TOE OP DE VELDDIENST

6. Vijftien minuten. Dit deel van de vergadering is bedoeld om iedereen de gelegenheid te geven te oefenen voor de velddienst en beter te worden in het voeren van gesprekken, het prediken en het onderwijzen. Eventueel kunnen ook ouderlingen een toewijzing voor leerlingen ontvangen. De les waar een leerling aan moet werken komt uit de Onderwijzen- of de Hou van mensen-brochure en staat tussen haakjes achter de toewijzing in het werkboek. Zo nu en dan moet een aandeel als bespreking worden behandeld. Dit moet dan door een ouderling of een bekwame dienaar worden gedaan. (Zie  alinea 15 over het houden van een bespreking.)

 7Begin een gesprek: Deze toewijzing kan door een mannelijke of een vrouwelijke leerling worden behartigd. De assistent moet van hetzelfde geslacht of een gezinslid zijn. De leerling en de assistent mogen gaan zitten of staan. (Zie  alinea 12 en  13 over het materiaal en de setting voor deze toewijzing.)

 8Ga terug: Deze toewijzing kan door een mannelijke of een vrouwelijke leerling worden behartigd. De assistent moet van hetzelfde geslacht zijn (km 5/97 blz. 2). De leerling en de assistent mogen gaan zitten of staan. De leerling moet laten zien wat je kunt zeggen als je teruggaat naar iemand met wie je eerder hebt gesproken. (Zie  alinea 12 en  13 over het materiaal en de setting voor deze toewijzing.)

 9Maak discipelen: Deze toewijzing kan door een mannelijke of een vrouwelijke leerling worden behartigd. De assistent moet van hetzelfde geslacht zijn (km 5/97 blz. 2). De leerling en de assistent mogen gaan zitten of staan. Dit onderdeel is een presentatie van een gedeelte van een Bijbelstudie die al aan de gang is. Een inleiding en een besluit zijn niet nodig, tenzij de leerling specifiek aan een van deze punten moet werken. Het is niet nodig al het toegewezen materiaal voor te lezen, maar het mag wel.

 10Leg uit wat je gelooft: Een toewijzing voor een lezing moet door een mannelijke leerling worden behartigd. Presentaties kunnen door een mannelijke of een vrouwelijke leerling worden behartigd. De assistent moet van hetzelfde geslacht of een gezinslid zijn. De leerling moet duidelijk en tactvol antwoord geven op de hoofdvraag en daarbij het verwijsmateriaal gebruiken dat bij de toewijzing staat. De leerling mag zelf kiezen of hij tijdens zijn aandeel naar de aangehaalde publicatie verwijst of niet.

 11Lezing: Deze toewijzing moet door een mannelijke leerling worden behartigd en bestaat uit het houden van een lezing voor de gemeente. Als de lezing is gebaseerd op een punt uit appendix A van de Hou van mensen-brochure, moet de leerling bespreken hoe je de Bijbeltekst(en) in de dienst kunt gebruiken. Bijvoorbeeld wanneer je een bepaald vers kunt gebruiken, wat de betekenis ervan is en hoe je er met iemand over kunt redeneren. Als de lezing is gebaseerd op een van de lessen uit de Hou van mensen-brochure, moet hij bespreken hoe je die les in de dienst kunt toepassen. Hij kan het voorbeeld onder het eerste punt van de les benadrukken of ervoor kiezen om een aantal van de andere Bijbelteksten uit de les te gebruiken.

   12Materiaal: Deze en de volgende alinea zijn van toepassing op de toewijzingen ‘Begin een gesprek’ en ‘Ga terug’. Tenzij anders aangegeven, moet de leerling een eenvoudige Bijbelse waarheid delen waar de persoon wat aan heeft. De leerling moet een actueel onderwerp kiezen dat past bij de plaatselijke omstandigheden. Hij mag ervoor kiezen om een publicatie of video te gebruiken, zolang die uit het Onderwijspakket komt. Het doel van deze toewijzing is niet om een presentatie uit het hoofd te leren maar om gespreksvaardigheden te oefenen, zoals persoonlijke interesse tonen en op een natuurlijke manier een gesprek voeren.

   13Setting: De leerling krijgt een algemene setting toegewezen en moet die een plaatselijke toepassing geven, zoals:

  1.  (1) Aan de deur: Het kan gaan om prediken van huis tot huis, telefoongetuigenis, briefgetuigenis of teruggaan naar iemand met wie je eerder op een van deze manieren contact hebt gehad.

  2.  (2) Informeel getuigenis: Laat zien hoe je tijdens een gewoon gesprek de gelegenheid kunt aangrijpen om getuigenis te geven. Je kunt laten zien hoe je een Bijbelse gedachte kunt delen met iemand op je werk of op school, met een van je buren, tijdens het reizen met het openbaar vervoer of op een ander moment in het dagelijks leven.

  3.  (3) Openbaar getuigenis: Het kan gaan om de prediking met lectuurstands, het bewerken van zakengebied en het geven van getuigenis op straat, in een park, op een parkeerplaats of op een andere plek waar veel mensen komen.

 14Gebruik van video’s en lectuur: Afhankelijk van de omstandigheden mag de leerling ervoor kiezen om een video of lectuur te gebruiken. Als het werkboek aangeeft dat er een video moet worden gebruikt of als de leerling daarvoor kiest, moet die worden ingeleid en besproken maar niet worden afgespeeld.

  LEVEN ALS CHRISTENEN

15. Na een lied worden in de eerste 15 minuten van dit gedeelte van de vergadering een of twee aandelen behandeld die de aanwezigen helpen de raad uit de Bijbel toe te passen. Deze aandelen kunnen aan een ouderling of een bekwame dienaar worden toegewezen, tenzij anders aangegeven. Het aandeel ‘Plaatselijke behoeften’ moet door een ouderling worden behandeld. Tijdens een bespreking mag de spreker, naast de vragen die in het werkboek staan, extra vragen stellen. Hij moet zijn inleiding kort houden zodat er voldoende tijd is om de hoofdpunten te bespreken en voor zaaldeelname. Interviews moeten als dat kan op het podium worden gehouden in plaats van iemand vanuit de zaal vragen te laten beantwoorden.

  16Gemeentebijbelstudie: Dertig minuten. Dit aandeel moet aan een bekwame ouderling worden toegewezen. (Als er weinig ouderlingen zijn, kunnen ook bekwame dienaren worden aangewezen.) Het lichaam van ouderlingen moet bepalen wie geschikt is om de gemeentebijbelstudie te leiden. Degenen die zijn goedgekeurd moeten de studie op een zinvolle manier kunnen leiden door zich aan de tijd te houden, de sleutelteksten te benadrukken en iedereen de praktische waarde van het materiaal te helpen inzien. Degenen die de gemeentebijbelstudie mogen leiden zullen veel hebben aan de gepubliceerde richtlijnen over het leiden van vraag-en-antwoordbesprekingen (w23.04 blz. 24, kader). Als het toegewezen materiaal voor de week volledig is besproken, is het niet nodig om de studie te rekken. Als het mogelijk is, moet er elke week een andere studieleider en een andere lezer worden gebruikt. Als de voorzitter van de leven-en-dienenvergadering vraagt of de studie kan worden ingekort, moet degene die de studie leidt bepalen hoe dat gebeurt. Hij kan ervoor kiezen sommige alinea’s niet te laten voorlezen.

  SLOTOPMERKINGEN

17. Drie minuten. De voorzitter blikt terug op enkele nuttige punten van de vergadering. Hij moet ook een voorproefje van het programma van de volgende week geven. Als er tijd voor is, mag hij de namen van de leerlingen noemen die dan een toewijzing hebben. Belangrijke mededelingen en eventuele voor te lezen brieven moeten door de voorzitter tijdens de slotopmerkingen worden behandeld, tenzij anders aangegeven. Algemene informatie, bijvoorbeeld over gebruikelijke regelingen voor velddienst en zaalschoonmaak, mag niet vanaf het podium worden meegedeeld maar moet op het mededelingenbord worden gehangen. Als er te weinig tijd is om tijdens de slotopmerkingen bepaalde mededelingen te doen of bepaalde brieven voor te lezen, moet de voorzitter de broeders die tijdens het gedeelte ‘Leven als christenen’ een aandeel hebben, vragen of ze hun aandeel willen inkorten. (Zie  alinea 16 en  19.) De vergadering wordt afgesloten met lied en gebed.

  COMPLIMENTEN EN RAAD

18. Na elke presentatie heeft de voorzitter ongeveer één minuut om de leerling te complimenteren en raad te geven over de les waar hij aan heeft gewerkt. Als de voorzitter de presentatie aankondigt, vermeldt hij niet aan welke les er wordt gewerkt. Maar nadat hij na de presentatie wat aanmoedigende dingen heeft gezegd, mag hij aangeven aan welke les de leerling zou werken. Dan kan hij zeggen waarom de leerling goed aan die les heeft gewerkt of vriendelijk uitleggen waarom de leerling nog wat extra aandacht aan die les moet besteden en hoe hij dat kan doen. De voorzitter kan ook op een ander punt uit de presentatie commentaar geven als hij denkt dat dat nuttig is voor de leerling of de andere aanwezigen. Na de vergadering of op een ander moment kan er onder vier ogen aanvullende raad over de toegewezen les of over een andere les worden gegeven. Deze raad moet gebaseerd zijn op de Hou van mensen-brochure, de Onderwijzen-brochure of het Bedieningsschool-boek. (Zie  alinea 19,  24, en  25 over de rol van de voorzitter van de leven-en-dienenvergadering en de rol van de toegevoegd raadgever.)

     TIJDSDUUR

19Geen enkel onderdeel mag te lang duren, ook de opmerkingen van de voorzitter niet. Hoewel er in het werkboek voor elk aandeel staat vermeld hoelang het mag duren, is het niet de bedoeling om, nadat al het materiaal is behandeld, extra informatie te bespreken om de tijd vol te maken. Als een onderdeel van de vergadering te lang duurt, moet de voorzitter van de leven-en-dienenvergadering of de toegevoegd raadgever de betreffende broeder onder vier ogen raad geven. (Zie  alinea 24 en  25.) De vergadering, inclusief de liederen en gebeden, duurt 1 uur en 45 minuten.

 BEZOEK VAN DE KRINGOPZIENER

20. Tijdens de week van het bezoek van de kringopziener wordt het programma in het werkboek gevolgd, op de volgende uitzonderingen na: De gemeentebijbelstudie wordt vervangen door een dienstlezing van 30 minuten door de kringopziener. Vóór de dienstlezing vat de voorzitter het zojuist behandelde programma samen, geeft hij een voorproefje van het programma van de week erna, doet hij eventuele mededelingen, leest hij belangrijke brieven voor en kondigt hij vervolgens de kringopziener aan. Na de dienstlezing kondigt de kringopziener het slotlied aan dat hij heeft uitgekozen. Hij mag een andere broeder vragen voor het slotgebed. Tijdens het bezoek van de kringopziener mogen er geen extra klassen in de taal van de gemeente worden gehouden. Een groep mag ook als de kringopziener de gastgemeente bezoekt een eigen vergadering houden. Maar voor de dienstlezing van de kringopziener moet de groep zich weer bij de gastgemeente voegen.

 WEEK VAN EEN KRINGVERGADERING OF CONGRES

21. Tijdens de week van een kringvergadering of congres vervallen alle vergaderingen. De gemeente moet eraan worden herinnerd het materiaal voor die week persoonlijk of als gezin door te nemen.

 WEEK VAN DE GEDACHTENISVIERING

22. Er wordt geen leven-en-dienenvergadering gepland als de Gedachtenisviering op een doordeweekse dag valt.

 OPZIENER LEVEN-EN-DIENENVERGADERING

23. Het lichaam van ouderlingen bepaalt welke ouderling de opziener leven-en-dienenvergadering wordt. Hij is er verantwoordelijk voor dat de vergadering goed is georganiseerd en volgens deze richtlijnen verloopt. Hij moet goed communiceren met de toegevoegd raadgever. Zodra het werkboek beschikbaar is, wijst hij alle aandelen voor de doordeweekse vergadering in die twee maanden toe. Dit omvat de toewijzingen voor de leerlingen, maar ook alle aandelen die niet door leerlingen worden behandeld en de voorzitter. Daarvoor kiest hij broeders die door het lichaam van ouderlingen zijn goedgekeurd. (Zie  alinea 3-16 en  24.) Bij het indelen van de toewijzingen voor leerlingen moet hij rekening houden met de leeftijd van de leerling, zijn ervaring en in welke mate iemand vrijheid van spreken heeft met betrekking tot het onderwerp dat wordt behandeld. Hij moet daar ook rekening mee houden bij het toewijzen van de andere aandelen. De toewijzingen moeten minstens drie weken van tevoren worden uitgedeeld. Gebruik voor de toewijzingen voor leerlingen het formulier Toewijzing leven-en-dienenvergadering (S-89). De opziener leven-en-dienenvergadering moet een overzicht van alle aandelen op het mededelingenbord hangen. Het lichaam van ouderlingen mag een andere ouderling of een dienaar aanstellen om hem te assisteren. Maar de aandelen die niet door leerlingen worden behandeld, moeten altijd door een ouderling worden toegewezen.

    VOORZITTER LEVEN-EN-DIENENVERGADERING

24. Elke week is een ouderling voorzitter van de leven-en-dienenvergadering. (Als er weinig ouderlingen zijn, kunnen ook bekwame dienaren worden aangewezen.) Hij is verantwoordelijk voor het voorbereiden van de inleiding en de slotopmerkingen. Hij kondigt alle aandelen aan. Afhankelijk van de grootte van het lichaam van ouderlingen kan hijzelf ook aandelen behartigen, vooral als die bestaan uit een video die alleen maar vertoond en niet besproken moet worden. Opmerkingen tussen aandelen in moeten heel kort zijn. Het lichaam van ouderlingen bepaalt welke ouderlingen geschikt zijn voor deze taak. Die ouderlingen zullen periodiek als voorzitter worden ingepland. Afhankelijk van de plaatselijke omstandigheden kan de opziener leven-en-dienenvergadering vaker worden gebruikt dan de andere ouderlingen. Als een ouderling bekwaam genoeg is om de gemeentebijbelstudie te leiden, is hij waarschijnlijk ook bekwaam genoeg om voorzitter te zijn. Houd hierbij wel in gedachte dat de voorzitter op een vriendelijke en opbouwende manier complimenten en, zo nodig, raad moet kunnen geven aan de leerlingen die een toewijzing hebben. De voorzitter moet er ook voor zorgen dat de vergadering op tijd eindigt. (Zie  alinea 17 en  19.) Als de voorzitter het fijn vindt en er voldoende ruimte is, kan er een staande microfoon op het podium worden geplaatst zodat hij elk volgend aandeel kan aankondigen terwijl de broeder die het aandeel houdt op de plaats van de spreker kan gaan staan. De voorzitter kan er ook voor kiezen tijdens de toewijzing ‘Bijbellezen’ en het gedeelte ‘Leg je toe op de velddienst’ op het podium achter een tafel te gaan zitten. Hierdoor kan misschien tijd worden bespaard.

   TOEGEVOEGD RAADGEVER

25. Als het mogelijk is, kan deze taak het beste worden toegewezen aan een ouderling die een ervaren spreker is. Het is de verantwoordelijkheid van de toegevoegd raadgever om ouderlingen en dienaren, als dat nodig is, onder vier ogen raad te geven over hun spreektoewijzingen, zoals aandelen op de leven-en-dienenvergadering, openbare lezingen en het leiden van of lezen tijdens de Wachttoren-studie of gemeentebijbelstudie. (Zie  alinea 19.) Als meerdere ouderlingen in de gemeente bekwame sprekers en leraren zijn, kan elk jaar een andere ouderling toegevoegd raadgever zijn. De toegevoegd raadgever hoeft niet na elke toewijzing raad te geven.

 EXTRA KLASSEN

26. Afhankelijk van het aantal leerlingen kan de gemeente een of meerdere extra klassen organiseren. Elke extra klas moet door een bekwame raadgever worden geleid, bij voorkeur een ouderling. Als het nodig is, kan een bekwame dienaar die taak toegewezen krijgen. Het lichaam van ouderlingen moet bepalen wie daarvoor in aanmerking komt en of de toewijzing moet rouleren. De raadgever moet de procedure volgen die in  alinea 18 beschreven staat. Als er een extra klas wordt gehouden, moet na het aandeel ‘Geestelijke juweeltjes’ aan de leerlingen worden gevraagd naar de bijzaal te gaan. Na de laatste toewijzing voor leerlingen zullen ze zich weer bij de rest van de gemeente voegen.

 VIDEO’S

27. Tijdens de doordeweekse vergadering wordt gebruikgemaakt van geselecteerde video’s. Deze video’s zullen in de JW Library®-app beschikbaar zijn en kunnen op verschillende apparaten worden bekeken.

© 2023 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania

S-38-O 11/23